Tags: Cruijff, Bartok, Muziek, Johan
8. Cruijff, rugnummer 14 / Bartók opus 14
Béla Bartók (1881 – 1945), Suite voor piano opus 14, Szöllöly 62
Johan Cruijff (1947-2016) voetbalde en redeneerde zoals Béla Bartók
noten schreef. Zouden Bartóks noten hem hebben beïnvloed? Mentaal
misschien, getuige zijn grillige, originele taalgebruik? Fysiek misschien,
getuige zijn onnavolgbaar spelinzicht en zijn arsenaal aan artistieke
schijnbewegingen? Onwaarschijnlijk.
Toch is het inspirerend om, uitgerekend aan de hand van de noten van
Bartóks suite opus 14, onszelf te confronteren met Cruijffs voetbaltechniek.
Maar dan wel Cruijffs waarschuwing te harte nemen! ‘Je gaat ze
pas horen als je ze dóór hebt’.
Aan de basis van de pianosuite opus 14 (1916) staat Oost Europese
volksmuziek.
In 1904 gaf Bartók te kennen dat hij de mooiste Hongaarse volksmelodieën
wilde verzamelen en ze door transponeren en bewerken tot klassieke
muziek wilde verheffen en bekendmaken.
Zo trok hij vanaf 1906, veelal samen met kompaan Zoltan Kodaly
(1882 – 1967), naar het platteland om melodieën, gespeeld en gezongen
door de boerenbevolking, te beluisteren, te noteren en op magneetband
vast te leggen voor reproduktie via radio of grammofoon.
Ze bezochten uitgestrekte gebieden en dat niet alleen in Hongarije. Bij
voorbeeld ook Slovenië, Roemenië, Servië en Bulgarije werden bereisd.
Uitsluitend volksmuziek die hij ter plaatse zelf gehoord had, kwam voor
Bartók’s compositorische werk in aanmerking. Hij ontweek notaties van
derden van vóór 1906.
Hanteert Bartók de volksmuziek als bron voor veel van zijn composities,
Cruijffs bron is de bal. ‘En als wij die hebben, kunnen zij niet
scoren’.
Volksmuziek mag dan een simpele afkomst hebben, het genre heeft
zich in het verloop van eeuwen ontwikkeld. Om deze tak van muziek
recht te doen wedervaren is groot compositorisch vernuft nodig. Dat
van een Bartók. Vergelijk Cruijff: ‘Voetbal is heel simpel, maar het
moeilijkste wat er is, is simpel voetballen’.
Beluister Bartóks vierdelige pianosuite opus 14, herinner je de nummer
14 op het voetbalveld en bekijk de afgebeelde platenhoes die wel door
Cruijff ontworpen had kunnen zijn:
‘Vier achter en vier op het middenveld kan nooit functioneren. Je driehoeken
vallen weg. Je moet altijd driehoeken hebben, want alleen dan
heb je constant twee afspeelmogelijkheden’.
‘Als de afstand en ruimtes kloppen is alles beloopbaar en overzichtelijk.
Dat is de essentie van totaalvoetbal. Je doet altijd wat je ziet. En
nooit wat je niet ziet’.
Bartók opus 14 nu.
• Deel 1, allegretto, Johan dribbelt er in de noten op los, in schijn doelloos
met nu en dan een tikkie terug, onverwacht stilstaand en kijkend,
beurtelings versnellend en vertragend.
• Deel 2, scherzo, Bartók zaait noten die onrustig maken en gemakkelijk
in verwarring brengen, terwijl Cruijff de tegenpartij in diens doelgebied,
de bal in schijnbewegingen en in diverse aanvalsgolven steeds weer opdrijvend,
in een eentweetje gek maakt. Toch gaat zijn kopbal naast.
• Deel 3. allegro molto, een fase waarin de diverse hoofden de bal vooral
hoog houden. Er is sprake van watervlug gepingel, nogal wat overtredingen
en bekvechten, alles afgewisseld met uitbraken en scrimmages
voor het doel. De tijd dringt. De spanning stijgt. Zal er nog
een doelpunt vallen? De muziek is dan ook vinnig en onstuimig van
karakter met achtsten in de linker- en melodische tussenwerpsels in
de rechterhand.
• Deel 4. sostenuto, een schlemielig, omstreden doelpunt heeft de strijd
intussen beslist. Cruijffs ploeg is helaas uitgeschakeld voor Europees
voetbal in het volgende seizoen. Bartóks onthechte, maar rijke noten
vertolken de stemming bij de voetballers die nu het veld verlaten.
Johan Cruijff was een boegbeeld en een doener. In de eerste plaats als
visionaire voetballer. Later al te vaak als gemankeerde, mankerende,
markante, manke vergadertijger, die zo maar kon opkomen, weg kon
lopen en een bijeenkomst met interventies en capriolen in verwarringen
autoriteiten tot wanhoop en razernij kon brengen.
‘Hoe meer ik over de regels van de raad van commissarissen nadacht,
hoe meer ik tot de conclusie kwam dat ik mijn eigen regels moest maken’.
‘Dat is wat je leert: je bent net zo lang gestoord tot je een genie bent’.
Toch bleef hij daarnaast eenvoudig en toegankelijk en als naamgever en
leidsman van de ‘Cruijff foundation’ een bron van inspiratie voor aankomend
voetbaltalent. Johan was moeilijk te stoppen. Wilde je dat toch proberen,
dan moest je tot de uiterste grens van je mogelijkheden gaan of zelfs
een beetje er overheen. Met zijn persoonlijkheid voor ogen moet ik denken
aan een tekening van Jean Cocteau (schrijver, dichter, beeldend kunstenaar
1889 – 1963). Kijk naar de pianist alias een tegenspeler van Johan Cruijff,
autoriteit of niet. Al wringt de pianist zich in de onmogelijkste bochten
om greep op het klavier te houden, al tracht een voetballer nóg zo virtuoos
Cruijff af te stoppen, het resultaat is alleen maar lachwekkend.
CRUIJFF is nu eenmaal de beste voetballer aller tijden
ALLES klinkt mooier in het Concertgebouw
Als het aan de kat lag, kocht ze WHISKAS
MIELE, er is geen betere
Pieter STUYVESANT, vitaal leven
De MARINE vergroot je wereld
KINGS pepermunt, in kwaliteit in niets geëvenaard
TER OVERWEGING: WAAR BEGINT EN EINDIGT RECLAME?
Ter afsluiting nog eenmaal Bartók en Cruijff, bien étonnés de se trouver
ensemble.
De componist koesterde het muzikale ideaal van een verbroedering
der volkeren, maar hij zou Nazi-Duitsland en twee Wereldoorlogen
meemaken. Voor het samenspel dat Johan Cruijff voor ogen had, was
Nederland een maatje te klein. ‘Ik ben overal tegen. Tot ik een besluit
neem, dan ben ik er voor’.